Thema

Voorkom een loonsanctie door re-integratie tweede spoor serieus te nemen

Voorkom een loonsanctie

In de eerste twee ziektejaren is de werkgever samen met de werknemer verantwoordelijk voor werkhervatting door de werknemer. Uitgangspunt van het Burgerlijk Wetboek is dat de werknemer re-integreert in de eigen, eventueel aangepaste, arbeid. Als wordt vastgesteld dat de werknemer blijvend arbeidsongeschikt is voor de eigen werkzaamheden dient de werkgever te onderzoeken of binnen het bedrijf ander passend werk voorhanden is. Als werkhervatting in passend werk ook niet mogelijk blijkt, dienen de mogelijkheden te worden onderzocht voor werkhervatting buiten het bedrijf. Dit laatste wordt ook wel re-integratie tweede spoor genoemd.

Gelet op deze volgorde komt het tweede spoor dus pas aan de orde als vaststaat dat er binnen het bedrijf van de werkgever geen mogelijkheden meer zijn. Als een werkgever op grond hiervan wacht met het tweede spoor totdat het eerste spoor is ‘uitgelopen’, kan hij onaangenaam verrast worden door een loonsanctie van het UWV. In de beleidsregels van het UWV staat namelijk dat na het eerste ziektejaar door de werkgever beoordeeld dient te worden of het zinvol is om zich in te spannen voor werkhervatting buiten het eigen bedrijf. Dat moet ook als er nog mogelijkheden zijn om in het eigen bedrijf te hervatten, tenminste als die mogelijkheden niet op korte termijn te realiseren zijn. Negeert de werkgever na het eerste ziektejaar spoor twee, dan zal dat door het UWV bestraft worden met een loonsanctie. Deze sanctie houdt in dat na afloop van de eerste twee ziektejaren de loondoorbetalingsverplichting wordt verlengd met maximaal 52 weken.

In een aantal procedures is bepleit dat dit beleid van het UWV op gespannen voet staat met de volgorde zoals die is opgenomen in het Burgerlijk Wetboek. Onlangs heeft de Centrale Raad van Beroep echter uitgemaakt dat re-integratie tweede spoor altijd van partijen gevergd kan worden ook als hervatting bij de eigen werkgever misschien nog wel mogelijk is, maar niet op korte termijn. De Centrale Raad geeft hiermee een stevig signaal aan werkgevers om re-integratie in het tweede spoor serieus te nemen.

Bij de eerstejaarsevaluatie zullen werkgever en werknemer dus altijd moeten besluiten om het tweede spoor in gang te zetten, tenzij werkhervatting binnen het eigen bedrijf van de werkgever op (zeer) korte termijn tot de mogelijkheden behoort. Het tweede spoor moet vervolgens uiterlijk zes weken na die evaluatie in gang worden gezet. Als het tweede spoor in gang is gezet, moet niet worden gestopt met re-integratie in het eerste spoor. Na het eerste ziektejaar moeten de re-integratie-inspanningen dus zowel gericht zijn op werkhervatting binnen als buiten het bedrijf van de werkgever.

Om problemen te voorkomen doet een werkgever er verstandig aan om bij langdurig arbeidsongeschikten standaard na een jaar een deskundigenoordeel over de re-integratie aan te vragen bij het UWV (second opinion). De werkgever weet dan of hij voldoende re-integratie-inspanningen verricht, onder andere met betrekking tot spoor twee. Als het UWV van oordeel is dat de re-integratie-inspanningen onvoldoende zijn, heeft de werkgever nog de gelegenheid om de tekortkomingen te herstellen. Op die manier kan een loonsanctie worden voorkomen.

Meer weten? Wij staan u graag te woord en zijn te bereiken op 088 – 551 4100.

Uw sessie verloopt binnenkort. U wordt binnen {{countDown}} seconden automatisch uitgelogd.